|
||||||||
|
Een wereldberoemd en eeuwenoud geheim, zo zou je deze verzameling trance-muzikanten kunnen noemen… De muzikanten uit het onooglijk kleine dorpje in het Rif-gebergte van Marokko, zijn zowat de enige schatbewaarders van een eeuwenoude muzikale traditie. De Al Serif-clan, die in Jajouka huist, zijn afstammelingen van genezer Sidi Hamid Scheich, naar wie zowat iedereen verwijst, die op zoek gaat naar deze heel bijzondere verzameling van muzikanten. Eén van de eersten die dat deed, was wijlen Brian Jones, die in 1968 naar Jajouka trok en er opnames maakte van de band, die toen nog onder leiding stond van Abseslam Attar, de vader van huidige voorman Bachir Attar. Jones prutste in zijn Londense studio nog een hele tijd aan die opnames, die later, na de dood van Jones, uitgebracht werden als allereerste plaat op het nieuwe label Rolling Stones Records. “Brian Jones presents: The Master Musicians of Joujouka” wordt tot op vandaag beschouwd als de oer-opname, die de aanzet zou blijken te zijn tot het ontstaan van wat we vandaag “wereldmuziek” blijven noemen. Muziekscribent Robert Palmer wijdde in 1971 een heuse artikelenreeks in het Magazine Rolling Stone aan het dorp dat toen nog altijd “Joujouka” werd genoemd, zoals Jones verkeerdelijk begrepen had en het was de Arabisch sprekende fotograaf Joel Rubiner die dat euvel in 1972 rechtzette en de echte naar “Jajouka” in de Westerse pers lanceerde. De man bleef een hele tijd in het dorp rondhangen en raakte zo bevriend met een deel van de toen ruim veertig man sterke groep. Ook hij maakte er geluidsopnames, die later, in 1975, verschenen als “The Master Musicians of Jajouka” , ontdaan van alle verminkingen die Jones er in de studio bij aangebracht had. Ornette Coleman volgde en introduceerde de band op zijn album “Dancing in Your Head”, waarna een gezelschap van Deense TV-makers neerstreek in Jajouka en er beelden opnam, die je met enige moeite nog wel op het Internet kunt vinden. en die filmbeelden leidden dan weer tot de eerste Europese tournee van (een deel van) de muzikanten in 1980. Daaruit volgde dan weer een soort pelgrimstochten vanuit Europa naar Jajouka: mensen die vroeger “hippies” genoemd zoouden zijn geweest, gingen op zoek naar de oorsprong van de bijzondere muziek, die ze als “helend” beschouwden. De rest is geschiedenis: zoon Bachir Attar nam de leiding van het orkest over van zijn vader en hij exporteerde de muziek naar heel Europa en de Verenigde Staten. Samenwerkingen met de Rolling Stones, projecten van Bill Laswell, Philip Glass en Maceo Parker, later gevolgd door Debbie Harry, Talvin Singh,Marc Ribot, John Zorn, leidden tot nog meer opnames, maar het was eigenlijk wachten tot de Italiaanse muzikant en geluidsman Jacopo Andreini net voor het uitbreken van de Corona-pandemie in het dorp neerstreek en er op vraag van Bachir Attar begon te werken aan een project dat erop gericht was de veelheid aan stijlen van de muzikanten, voor het nageslacht te registreren, met eersteklas-opnameapparatuur. Daarvan -er werden uren en uren muziek opgenomen- is deze dubbele CD een (eerste) selectie: ruim twee uur muziek, maar slechts negen tracks. Daarmee heeft u meteen een idee van de doorsnee lengte van één Jajouka-track. Over de muziek zelf kunnen we kort zijn: die is erop gericht mensen in een soort trance te brengen en -ik ben niet meteen trance-gevoelig- ik hou het dus liever bij omschrijvingen als “meeslepend” of “bezwerend”, maar één ding is zeker: dit is een prachtig document over een muziekgenre dat in onze wereld-vol-virussen een helend effect kan hebben en die, dankzij deze plaat, voor het nageslacht bewaard wordt. Ze klinkt alsof u er zelf tussen stond en ze is heel bijzonder, al kan ik me voorstellen dat dit niet voor iedereen weggelegd is. (Dani Heyvaert)
|